maandag 19 februari 2018

De Piterstún



De zon scheen, we werden allemaal gek en renden onze deuren massaal uit. Het dorp in, het strand op, de bossen in. Zelfs de terrassen zaten op bepaalde plekken al vol, met dien verstande dat mensen hun dikke jassen wel aan moesten houden. Kortom we warenblij. De koperen ploert straalde haar stralen over ons uit, we werden als lammetjes in de wei.

Keuvelen op de eerste lentedag

Hoi, hoi, goeie, goeie. Hier een praatje, daar een lachje. Mijn tantetje zat op haar rollator in de zon naast de drogist, op de Streek was het een gekeuvel van jewelste. Ik denk ik moet er even uit, maar toen bedacht ik ook, waar moet ik heen, zei één van hen. Ze wilde ergens zitten, echte Lemsters ontmoeten. Maar waar moest dat? Een oude vriendin van mijn moeder wilde dat ook, maar ze wilde daarbij ook zingen. Om haar woorden kracht bij te zetten, begon ze maar alvast.

Met elkaar zingen

Met elkaar zeiden ze. Als vanouds zeiden ze. Zingen en praten. Over toen en nu. Gewoon gezellig. De Piterstún zei ik. Daar moeten jullie je dan bij aansluiten. Ze hadden er van gehoord, maar moesten ze dan ook niet aan het schoffelen? Want dat gaat zo moeilijk met een rollator. Of ze hadden er geen zin meer in om dat werk te doen. Welnee, zei ik, jullie mogen daar zo naar toe. Gewoon lekker met elkaar.

Verhalen van vroeger of Lemmer

De verhalen kwamen al. Van hoe ze met de jongens mee wilden schaatsen naar Sloten, maar die mannen ze niet mee wilden nemen omdat het te hard waaide. Dat ze toch gingen, maar die terugweg inderdaad veel te zwaar was. Maar dat er toen toch iemand was die er voor zorgde dat ze terugkwamen. In al mijn onschuld vroeg ik of diegene dan een auto had. Gelach was mijn deel. ‘Welnee, faam in die tijd had maar één hier in Lemmer een auto.’ Nou kijk zei ik, dat soort dingen moeten jullie allemaal daar vertellen. Aan ons, aan elkaar. Maar vooral op de Piterstún. En dan gaan wij wel staan wieden. Terwijl jullie ons toezingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten